Ga naar de inhoud

Berthe Van Sevenant

Westmeers 100, Brugge

Berthe Van Sevenant werd geboren in Brugge op 8 juli 1920. Haar vader Eduardus Van Sevenant en moeder Anna Holtappels baatten in de Westmeers een blekerij en wasserij uit. Ze had twee broers, Prosper en Albrecht, en drie zussen, Blanca, Georgetta en Elisabeth (Elisabeth was de verloofde van Julien Saelens, een atletiekkampioen die in april 1945 vermoord werd in het KZ Kahla, Duitsland). Berthe was samen met onder meer Jan Guilini en Albert Cambier actief in het inlichtingennetwerk Moujick. Ze werd opgepakt door de Duitsers, maar overleefde de kampen en schreef een boekje over haar belevenissen: “Ik kreeg 5 jaar tuchthuis : de lijdensweg van een Brugsch meisje en haar lotgenooten”.

Het inlichtingennetwerk Moujick

In de nacht van 29 op 30 september 1941 werd Guy Stinglhamber gedropt door een Engels vliegtuig, in de buurt van Fromelennes, bij Givet, net over de Franse grens. Die dropping had tussen Namen en Nijvel moeten gebeuren, maar liep dus niet helemaal goed. Stinglhamber was uit Mechelen afkomstig en door de Engelse SOE opgeleid. De SOE of ‘Special Operations Executive’ hield zich bezig met spionage, sabotage en het geven van steun aan het verzet in bezet Europa. Stinglhamber had de opdracht om in het westen van België aan spionage te doen: met name over de Duitse versterkingen in de kuststreek en over het kasteel Ter Linden in Sint-Michies moest hij inlichtingen inwinnen. Gelukkig kende hij de streek rond Givet en zocht hij contact met bekenden in het Belgische Hastière. Gemeentesecretaris Emile Binet gaf hem papieren en stelde hem zo in staat om door te reizen en aan zijn opdracht te beginnen.

De groep Moujick in de streek rond Brugge

Guy Stinglhamber reisde naar Brugge en nam contact op met Blankenbergenaar Jan Guilini. Guilini was een zwemkampioen die een brief naar Engeland had kunnen smokkelen waarin hij aanbood om inlichtingenagent te worden. Jan Guilini was niet aan zijn proefstuk toe: al van in het begin van de oorlog was hij lid van de ‘Nationale Partij’, had hij samen met zijn schoonbroer Albert Cambier een aantal keren Belgen die naar Engeland wilden vluchten per boot naar een positie op zee gebracht waar ze opgepikt werden door een Engels vaartuig, en had hij in stormweer de bemanning van een neergestort Engels vliegtuig gered voor de kust van Blankenberge.

Snel sloot ook een tweede gedropte radio-operator aan, Oscar Van Impe, met als codenaam “Marcel”. Ook Albert Cambier en Robert Clays, een vriend van Jan Guilini uit Knokke, werden lid van de groep. Albert Cambier, die regelmatig over de vloer kwam in de wasserij in de Westmeers, bracht Berthe Van Sevenant in contact met de groep.

Meteen seinde Moujick gegevens door met de radio’s van Stinglhamber en Van Impe: info over troepenbewegingen, de aankomst van benzine-opslagtanks in de haven van Zeebrugge, de bouw van versterkingen aan de kust. En omdat de wasserij van de ouders van Berthe instond voor het linnen van het kasteel Ter Linden, konden Berthe en Albert regelmatig op het domein van het kasteel komen en zien wat de Duitsers aan het bouwen waren. Ook die gegevens werden aan Londen doorgegeven.


Verraad en ontmanteling van ‘Moujick’

Stinglhamber werd aangehouden op 13 februari 1942. Hij werd in de val gelokt door het verraad van een andere SOE-agent, Armand Campion. Ook Campion was op een verkeerde plaats gedropt, brak bovendien zijn voet en werd na korte tijd, op 28 januari 1942, aangehouden in Elsene. Het lot van een gearresteerde geheime agent was niet te benijden: de Duitsers probeerden hen met zware foltering van kamp te doen wisselen. Wie niet wou meewerken stond executie te wachten. Campion aanvaardde snel om voor de Duitsers te werken en gebruikte zijn radio om anderen in de val te lokken. In Londen had men niet door dat Campion van kamp veranderd was, en toen Guy Stinglhamber problemen kreeg met zijn radio, beval Londen hem om naar Campion te gaan in Evere en samen te werken. De twee mannen kenden elkaar trouwens. Londen had Campion ook nog andere namen van het Moujick-netwerk doorgegeven, waardoor de Duitsers zowat het hele netwerk in het vizier hadden. Bij zijn aankomst in Evere werd Guy Stinglhamber meteen gearresteerd.


Ook de Brugse leden van de groep in de problemen

De Duitsers kwamen ook op het spoor van de West-Vlaamse medewerkers van het netwerk. Op 17 februari 1942 vroeg Albert Cambier aan Berthe Van Sevenant om een zender te verstoppen. Het zou maar voor even zijn, tot ze een andere veilige plaats konden worden. Maar de zender zou niet meer opgehaald worden. Eerst werden de ouders van Albert Cambier ondervraagd, en daarna, op 4 maart, ook Albert zelf. Iedereen besefte dat de groep in de problemen zat. Berthe zocht een manier om de radio, die onderaan in een kleerkast lag, te doen verdwijnen, maar slaagde daar niet meteen in. En toen de Duitsers ‘s morgens vroeg op 5 maart 1942 het huis in de Westmeers binnenvielen, vroegen ze meteen naar de zender. Berthe beweerde van niets te weten en kon in de verwarring vragen aan haar broer om de zender te doen verdwijnen. Dat lukte: de Duitsers vonden niets. Toch werd Berthe meegenomen door de Duitsers, hard ondervraagd en opgesloten in het Pandreitje, de gevangenis van Brugge. Na een week werd Berthe naar Brussel gebracht, naar een hotel aan de Fonsnylaan. Daar werd ze opnieuw hardhandig ondervraagd, maar Berthe bleef ontkennen. Daarna werd ze naar de gevangenis van Sint-Gillis gebracht, waar ze enkele andere leden van Moujick terugzag. De brutale ondervragingen gingen verder. Op 13 maart werd ze geconfronteerd met Albert Cambier, die heel hard was aangepakt. Albert, die toen pas achttien was, had onder zware druk een briefje ondertekend waarop stond dat de zender in het huis aan de Westmeers verstopt zat. Berthe begreep dat ontkennen geen zin meer had en maakte de Duitsers wijs dat ze de zender had verbrand in de oven van de blekerij. En toen de Duitsers een stuk metaal vonden in de oven, geloofden ze het verhaal van Berthe.

Over de ontmoeting met Albert schrijft Berthe: “Ik zie Albert binnenkomen, haast onkennelijk geworden… God Wat hebben ze met dien jongen gedaan, om in zulken korten tijd een mensch lichamelijk zoo to kunnen breken ! Albert kijkt mij aan, zoo oneindig verlaten, zoo meewarig zwak, dat mijn hart als stilstaat. Geboeid, lijk hij daar staat, schijnt hij nog slechts de schim van zichzelf. Een hoestbui overvalt hem. Zijn vermagerd lijf trilt koortsachtig !… Verschrikkelijk !… De Luitenant wijst Albert lachend het briefje van ‘s morgens. Hewel, Cambier ! Wie heeft dit geschreven? Ik zie bewegen zijn lippen… Zijn oogen zijn hulpeloos, haast smeekend op mij gericht… Ach ! Albert, jongen, zij hebben het u afgedwongen, denk ik overtuigd. Wie weet op welk een gruwelijke manier. Satanisch grijnzend beveelt de Gestapo-Luitenant Toon eens uw rug, Cambier ! De bewaker keert Albert met een ruk om, licht zijn vest op met het hemd… En ik.zie zijn rug I God !… blauw-gezwollen. Rood doorstriemd ! Ontzettend !… Ik voel me wit worden, mijn oogen blikken vol medelijden in de zijne, wanneer men hem ruw terug omkeert. De Duitschers lachen met leedvermaak. Angst spreekt nog uit zijn donkere oogen. Breng hem weg beveelt de Luitenant plots. Albert stapt traag heen, de handen geboeid op den rug. Stille held !… Weer overvalt hem een hoestbui. Diep buigt hij de smalle schouders. O, Albert Cambier ! Lang moet u weerstaan hebben vooraleer uw bevende hand dit briefje onderteekende.”

Ter dood veroordeeld

Toen de Duitsers het hele netwerk hadden opgerold en alle nuttige informatie via foltering uit de arrestanten hadden geperst, werden de gevangenen naar Duitsland gedeporteerd. Berthe raakte gescheiden van de anderen en ging via Bochum naar Essen en een aantal maanden later naar Zweibrücken. Uiteindelijk werd de hele groep voor een Duitse rechtbank gebracht, het “Erste Deutsche Volksgericht” in Berlijn. Voor het eerst sinds de periode in Brussel een jaar daarvoor zag Berthe de anderen terug. Jan Guilini kon haar vertellen dat Albert Cambier op 3 april 1943 was overleden in de gevangenis van Bochum. Op 6 januari 1944 werden alle mannen in de groep veroordeeld tot de dood door onthoofding. Jan Guilini, Guy Stinglhamber, Oscar Van Impe, Emile Binet en Robert Clays werden op 22 mei 1944 terechtgesteld in de gevangenis van Görden-Brandenburg.

Berthe kreeg eerst ook de doodstraf, maar haar straf werd omgezet in vijf jaar gevangenisstraf omwille van haar jeugdige leeftijd en het gebrek aan sluitende bewijzen.

Berthe overleeft de concentratiekampen

Na het proces in Berlijn verdween Berthe als Nacht- und Nebel-gevangene in de concentratiekampen. Ze verbleef onder meer in Neu Strehlitz, Rostock, Hamburg en Lübeck. Omdat de Russen naderen, werd ze naar Cottbus gevoerd en daarna naar Ravensbrück. En als het rode leger ook daar nadert, werd ze op transport gestuurd naar Mauthausen, waar ze op 20 april 1945 door Amerikaanse troepen bevrijd werd. Op 1 mei 1945 is Berthe Van Sevenant weer thuis, na drie jaar gevangenschap. Ze schrijft: “…op klompen, een geraamte, in rood-gemerkten bagne-mantel gehuld, met oogen die gruwelen hebben gezien, stap ik wankelend naar mijn ma en pa.”

Berthe Van Sevenant overleed op 28 juli 2005, op 85-jarige leeftijd.