Ga naar de inhoud

Familie Karoly-Warsha
Sinti en Roma onder het nazisme

Het naziregime vervolgde en vermoordde niet alleen politieke tegenstanders en Joden, maar ook homoseksuelen, Jehova’s getuigen, mensen met een handicap of erfelijke ziekte, Sinti en Roma.

(Sinti en Roma beschouwen de term ‘Zigeuner’ als een belediging, daarom gebruiken we die term niet.)

Elisabeth Warsha-Karoli en enkele van haar twaalf kinderen. Slechts drie leden van de familie overleven de oorlog.

Volgens de raciale theorieën van het nazi-regime moest het ‘gezonde’, Duitse ras bevrijd worden van ‘ongezonde’ elementen, zoals Joden, Sinti en Roma of mensen met een handicap. Daarvoor inspireerden ze zich op de pseudo-wetenschap van de eugenetica. Die theorieën, die nu als onwetenschappelijk beschouwd worden, waren in de decennia voor de tweede wereldoorlog vrij algemeen aanvaard, niet alleen in nazi-Duitsland, trouwens. De nazi-staat vond dat het de Duitse, Arische gemeenschap moest behoeden voor rasvermeniging en degeneratie, en dat het daartoe het recht had om mensen van ‘onzuiver’ ras en ‘onwaardig leven’ te verwijderen, onder dwang te steriliseren of zelfs volledig uit te moorden.

Mensen met een psychische aandoening, gehandicapte kinderen en ander ‘onwaardig leven’ werden beschouwd als een last voor de gemeenschap. Hier speelden zowel de waan van de eugentica als economische overwegingen een rol. In het grootste geheim werd vanaf 1939 een programma uitgevoerd onder de codenaam ‘Aktion T4’. Gehandicapte kinderen en volwassenen werden van hun familie gescheiden en in speciale instellingen samengebracht, mochten geen bezoek meer ontvangen en werden uiteindelijk vermoord. Sommigen kregen een dodelijke injectie, anderen stierven aan koolmonoxidevergiftiging en na 1942 werd zelfs uithongering gebruikt als methode. De familie kreeg niet te horen hoe hun verwanten gestorven waren: de artsen verzonnen doodsoorzaken en vervalsten overlijdensaktes. Naar schatting zijn op deze manier 200.000 mensen vermoord.

De genocide of holocaust op de joden is het meest bekend. De Roma en Sinti werden om dezelfde reden vervolgd: zij werden omwille van hun ras beschouwd als crimineel, asociaal, staatsgevaarlijk. Terwijl de joden tot de bevoegdheid van de Gestapo (de politieke politie) behoorden, werden de Sinti en Roma aan de ‘zorg’ van de Kripo (de Kriminalpolizei of de politie die zich bezighield met criminaliteit) toevertrouwd. De rassentheorieën van de nazi’s beschouwden Sinti en Roma omwille van hun ras als onverbeterlijk crimineel, en dus werden alle Sinti en Roma ook als zodanig behandeld.

Robert Ritter, een arts en psycholoog, leider van het Rassenhygienisches Forschunginstitut en ‘Zigeunerspecialist’ onderbouwde het nazibeleid door te stellen dat “…we hebben te doen (hebben) met uitheemse primitieve nomaden, met mensen die men noch door opvoeding noch door straffen kan veranderen in gevestigde burgers.” Sinti en Roma zijn dus ‘rasonzuiver’, ‘asociaal’ en ‘sociaal minderwaardig’; “Fremdrassige Asoziale”. Ritter werd na de oorlog niet vervolg en vestigde zich als kinderarts in Frankfurt.

Ook voor de machtsovername van de nazi’s in Duitsland, en ook in andere Europese landen zoals België, werden de Sinti en Roma gediscrimineerd. Lokale besturen behandelden hen als criminelen of verboden hen om in de gemeente te blijven. Vanaf de invoering van de Neurenbergwetten in 1936 werd de vervolging van onder meer de Sinti en Roma opgelegd aan alle gebieden onder controle van de nazi’s en verder opgedreven. Zo verschijnt op 6 juni 1936 een ‘Erlass zur Bekämpfung der Zigeunerplage’, een ‘decreet ter bestrijding van de Zigeurnerplaag’. Stap voor stap wordt het Sinti en Roma onmogelijk gemaakt om rond te trekken, wordt hen verboden een beroep uit te oefenen (muzikanten moeten lid worden van de ‘Rijkskamer voor muziek’ om muziek te mogen uitvoeren, wat voor Sinti en Roma per definitie onmogelijk is), interraciale huwelijken en seksuele betrekkingen worden verboden. Lokale besturen zijn vaak zeer ijverig in het uitvoeren van de decreten en gaan geregeld verder dan wat hen opgelegd wordt en beginnen Sinti- en Roma vanaf 1936 op te sluiten in gevangenkampen. Pas in oktober 1939 werd de opsluiting van Sint- en Roma verplicht in het hele Duitse Rijk. Die kampen zijn armzalig ingericht, bevinden zich op armoedige plekken, ontberen vaak elke vorm van sanitair. Voedsel is er zeer karig, school voor de kinderen al helemaal niet. De kindersterfte is er ontzettend hoog. 

Zowel mannen als vrouwen werden het slachtoffer van sterilisatie onder dwang. De nazi’s vinden het Zigeunerras minderwaardig en gevaarlijk, het moet dus verdwijnen. Verplichte sterilisatie is een van de methoden om dat te bereiken. Als Sinti en Roma niet meewerken aan de beperkingen en dwangbevelen die hen opgelegd worden, worden ze bedreigd met de sterilisatie en deportatie. Zowel kinderen als volwassenen worden massaal en onder dwang gesteriliseerd. Verplichte sterilisatie is voor iedereen traumatiserend, maar nog meer bij de Sinti- en Roma. Kinderen krijgen is daar ontzettend belangrijk. Een vrouw omschreef zichzelf na een verplichte sterilisatie als een ‘levende dode’. In de kampen werd ‘onderzoek’ gedaan naar hoe nazi-dokters zo snel en efficiënt mogelijk mannen en vrouwen konden steriliseren. De ingreep in de kampen gebeurde zonder verdoving. Veel kinderen overleden in de kampen aan de ingreep. Naast de gedwongen sterilisatie werden heel wat Sinti en Roma onderworpen aan medische proeven, door dokters als Mengele.

De opsluiting van de Sinti- en Roma in concentratiekampen maakte het mogelijk dat een volgende stap gezet werd: de volledige vernietiging van de Sinti en Roma, eerst door arbeid en later in de gaskamers. In Auschwitz bijvoorbeeld, was er een apart kamp binnen het kamp voor Sinti- en Roma. Regelmatig kwamen er transporten met grote groepen Sinti- en Roma toe, velen van hen werden onmiddellijk naar de gaskamers gebracht en vermoord. Ook vanuit de kazerne Dossin werden Sinti- en Roma gedeporteerd naar de uitroeiingskampen. Er wordt geschat dat er 4 à 500.000 Sinti en Roma vermoord zijn.

Wikipedia, over de vervolging van de Sinti- en Roma in België: “In december 1941 kregen de Roma en Sinti in het bezette België een voorlopige verblijfsvergunning in de vorm van een “zigeunerkaart”. Nog tot 1943 konden de Roma zich vrij door België bewegen, totdat in februari 1943 de eerste negen Roma werden opgepakt en opgesloten in de gevangenis van Antwerpen. Vanaf de herfst van dat jaar werden er op grotere schaal Roma en Sinti-families opgepakt. Zij werden opgesloten in kamp Mechelen. Op 15 januari 1944 werden alle 351 Roma-gevangenen (77 mannen, 99 vrouwen en 175 kinderen) getransporteerd naar sectie B-II-e van het vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau. In dat gedeelte van het kamp waren al zo’n 16.000 andere Roma en Sinti uit diverse landen. In de nacht van 2 op 3 augustus 1944 werden alle 2897 overlevenden van die sectie van het kamp omgebracht in de gaskamers. Dertien van de 351 Roma uit België wisten de deportatie te overleven; de meeste anderen zijn gestorven in de gaskamers of door de omstandigheden in het kamp. Na de deportatie van de 351 Roma vonden er vanuit België geen deportaties meer plaats.”

De discriminatie van de Sinti- en Roma gaat ook na de oorlog verder. Het kost hen veel moeite om erkenning te krijgen voor het leed dat hen is aangedaan en om een vergoeding te krijgen van bijvoorbeeld de Duitse staat voor het ontvreemden van bezittingen, woonwagens of kostbare muziekinstrumenten. Het kost velen van hen jaren werk en ontbering om er als persoon en als gemeenschap weer bovenop te komen en hun oude leven weer op te nemen. De discriminatie van Sinti- en Roma gaat verder tot op de dag van vandaag.

De familie Karoli-Warsha

De familie Karoli-Warsha had de Noorse nationaliteit en bestond uit vader Joseph Karoli (geboren 1890), moeder Elisabeth Warsha (geboren 1895) en hun twaalf kinderen. Ze waren paardenhandelaars en trokken rond in een traditionele woonwagen. Ze werden voortdurend gecontroleerd, vaak weggejaagd en kwamen ook in de gevangenis terecht omdat hun verblijfsvergunning niet in orde bevonden werden. Omdat hun papieren niet in orde zijn, slagen ze er niet om naar hun geboorteland Noorwegen terug te keren. 

Uit documenten van de gemeente Assebroek uit 1922 blijkt dat ze ook minstens één keer in de regio Brugge passeerden. Ze kwamen blijkbaar op 3 september 1922 aan en vestigden zich in de Meulestede in Steenbrugge, wellicht op een braakliggend terrein op de grens van de gemeenten Assebroek en Oostkamp. Het is ons niet bekend hoe lang ze in Assebroek verbleven en of ze nog op andere momenten hier verbleven hebben. We weten ook niet hoe het de familie tussen 1922 en 1943 vergaan is.

Op 23 november 1943 werden 19 leden van de uitgebreide familie Karoli in Doornik door de Feldgendarmerie aangehouden. Negen woonwagens, twee auto’s, vijftien paarden en een muilezel werden in beslag genomen en ter beschikking gesteld van de burgemeester. De hele familie werd opgesloten in de kazerne Dossin in Mechelen en met Transport Z op 15 januari 1944 gedeporteerd. Zoon Stevo, die in 1925 in Metz geboren is, werd pas op 3 maart 1944 in Brussel gearresteerd, op zijn beurt naar Mechelen gebracht en op 19 mei met Jodentransport XXV weggevoerd.

Van de veertien gezinsleden ontsnapte er maar één aan deportatie, en zullen er maar twee de uitroeiingskampen overleven. Eén van hen is Stevo. Na zijn terugkeer uit de kampen slaagde hij er niet in om erkenning te krijgen voor het geleden leed. Het wantrouwen en de administratieve lijdensweg zijn voor Sinti en Roma ook na de oorlog nog geen verleden tijd.

Omdat de familie is opgepakt in Doornik en het de regel is dat er een struikelsteen geplaatst wordt op de laatste, vrijwillige gekozen verblijfsplek, kunnen we geen struikelsteen plaatsen in Brugge voor de familie Karoli. We vinden het wel belangrijk dat hun verhaal gekend is in Brugge. De vervolging van de Sinti en Roma is te weinig bekend en is even gruwelijk als de lijdensweg van de Joden. De link naar de passage van de familie Karoli is de enige link die we tot nog toe hebben gevonden tussen Brugge, Sinti en Roma, en de vervolging door de nazi’s. Hun korte passage en het verhaal van de joodse kinderen in Sint-Kruis toont aan dat Brugge geen eiland was, waar er geen discriminatie of vervolging was van groepen als de Joden of de Sinti en Roma.

bronnen:
wikipedia, https://nl.wikipedia.org/wiki/Zigeunervervolging
Lydia Chagoll, Zigeuners. Sinti en Roma onder het hakenkruis. Epo, 2008.
Kazerne Dossin, https://kazernedossin.memorial/biografie/stevo-karoli/