Ga naar de inhoud

Fernand Moust

Ontvangersstraat 4, Brugge

Fernand Moust, of Nand zoals hij ook wel werd genoemd, werd geboren op 26 juli 1913 in Brugge, als zoon van Jozef Moust en Clarisse Andries. Hij was woonachtig in de Gentpoortvest 51 in Brugge. Op 2 september 1936 huwde hij met Maria-Anne (Mariette) Claessens en op 16 januari 1937 werd hun enige zoon, Roland, geboren. Fernand had één broer, de 17 jaar jongere Roger Moust. 

Fernand werd tewerkgesteld in Villingen Swartzwald bij de Aluminium fabriek. Wegens ziekte keert hij terug naar huis eind 1943, waarna hij onder toedoen van zijn schoonfamilie zich toetreedt bij het Geheim Leger Zone II. Samen met zijn echtgenote wordt hij na een optreden in het Hotel Wellington aangehouden op 18 juni 1944. Fernand Moust overleed op 15 januari 1945 door ontbering in Güsen. 

Fernand Moust werkte als boekhouder maar zijn passie lag duidelijk in ‘muziek’. Hij was orkestleider van een 12-koppige Jazzband die op zondagen onder andere optrad in Grand Hotel Wellington dat er momenteel langs de buitenkant nog ongeveer uitziet als toen, maar nu de naam ‘Hotel ’t Zand’ draagt of in andere zaaltjes in Brugge waar het populaire SwingJazz voor wat vertier zorgde, hoewel er eigenlijk een verbod op bestond. Voor de Duitse bezetter was ‘Jazz’ wel degelijk verboden. Ze zagen het als een verdorven soort muziek, maar sommigen gingen wel graag luisteren naar de jazzoptredens in hotel Wellington op ’t Zand van Brugge of op de andere locaties zoals Café Oud Brugge.

Op een bepaald moment nam Fernand contact met Felix Robert Faecq, de oprichter van “Jazz Club van België” met de vraag de Brugse Jazzmuzikanten te laten aansluiten bij de vereniging. Jazz was absoluut ‘in’ tijdens de oorlog en ook Brugge stond op die kaart.Ook in de MusicHall (het Muntpaleis) op het Muntplein werd Jazz gespeeld met onder meer optredens van Theo Uden Masman. De oorspronkelijke naam van die band was The Ramblers maar één van de Duitse maatregelen in oorlogstijd was dat orkesten geen Engelse naam mochten dragen.

Op 25 augustus 1943 werd Fernand een periode verplicht tewerkgesteld in het Duitse Villingen Swartzwald. Mannen van een bepaald jaar en in de leeftijdsklassen tussen 18 en 50 jaar werden opgeroepen en moesten zich aandienen voor die verplichte tewerkstelling. In het geval van Fernand bestond die arbeid erin mee te draaien in een fabriek tegen een klein loon. Er werden aanvankelijk ook ongehuwde vrouwen opgeroepen, maar die oproepen eindigden eind 1942 al.

Er zijn brieven van Fernand bewaard uit die tijd. Hij beschrijft aan zijn ouders, broer en echtgenote hoe zwaar het werk er is en dat hij er voor een hongerloon moest werken. Dat hij naar de ziekenboeg ging omdat het met zijn gezondheid niet goed ging en hoe ze hem daar kortaf vertelden dat hem niets mankeerde. Hoe hij zijn saxofoon miste, hoe hij het miste om muziek te spelen, hoe hij zijn echtgenote en zijn zoontje ‘Roland’ miste, … dat alles staat beschreven in zijn brieven. Brieven die, voor ze werden verstuurd, werden gelezen door de Duitsers en die met een blauwe streep werden gemarkeerd om aan te geven dat ze waren gecontroleerd.

Eind dat jaar werd hij toch nog als ‘te ziek voor den arbeid’ teruggestuurd naar België waar hij op Kerst 1943 kon optreden met zijn orkest in Hotel Wellington.


Toetreding tot het Geheim Leger

Toen hij uit die verplichte tewerkstelling thuiskwam moet zijn zin om het verzet te vervoegen, groot zijn geweest. Het was via de Limburgse familie van zijn echtgenote dat hij eind 1943 toetrad tot het Geheim Leger. Zijn verzetsdaden waren het overbrengen van plannen en papieren die te maken hadden met de kustlinie en het veiligstellen van een aantal gevallen Britse parachutisten. Hij deed dit veelal na zijn optredens en hij had een toelatingskaart van de Duitse bezetter om de avondklok te negeren. 

In het Oorlogsarchief in Brussel kun je nog steeds de documenten terugvinden met bewijs van de aanwerving van Fernand bij het Geheim Leger. Hij was aangeworven in het Geheim Leger Zone II Limburg/sector Maaseik / schuiloord Maaseik als inlichtingsagent.

De details van die verzetsdaden zijn niet bewaard en Fernand kon ze uiteraard ook niet verder vertellen, maar het is duidelijk dat hij op het einde van de oorlog meer en meer in het vizier kwam van de Duitse bezetter. Daarbij komt ook het feit dat hij het niet kon laten de gehate Brabançonne te brengen tijdens zijn optredens of ook weleens ‘It’s a long way to Tipperary’ en daarmee de toorn van de Duitsers op zijn dak haalde. 

Aanhouding

Op zaterdag 17 juni om 11 uur en op zondagavond 18 juni 1944 trad hij nog op in hotel Wellington, na het optreden op 18 juni werd hij aangehouden en samen met zijn echtgenote als verdachten van spionage door de G.F.P. (Geheime Feld Polizei) opgesloten in Brugge. Zijn echtgenote werd na foltering vrijgelaten. Zij wist echt niets van de activiteiten van Fernand en werd vrijgelaten. Gelukkig maar voor de toen 7-jarige Roland, hun zoon.

Fernand zelf bleef aangehouden en bleef opgesloten in Brugge tot 1 september 1944. Op die dag werd hij overgebracht naar Duitsland en daarna naar concentratiekamp Mauthausen in Oostenrijk.

Op het moment dat hij op de trein werd gezet, waren zijn ouders verwittigd door iemand die de gevangenen had zien arriveren aan het station dat toen nog op ’t Zand in Brugge was gevestigd. Zijn vader en moeder konden nog net op tijd het station bereiken en zagen hun toen 30-jarige zoon met zijn arm uitgestoken en een V-teken tonend de trein opstappen. Iets om trots op te zijn maar wellicht viel ook dat gebaar niet in goede aarde. Het was de laatste keer dat ze hun zoon zagen.

Verschrikkelijke omstandigheden in het kamp Mauthausen

Op 16 september kwam hij aan in Mauthausen, een buitencommando van kamp Dachau. Ondertussen was Brugge al 4 dagen bevrijd. De gevangenen kwamen aan in het station van het idyllische dorp aan de Donau gelegen en stapten daarna ongeveer 4 km te voet naar het kamp begeleid door brullende Duitsers en blaffende honden. Op 19 september werd hij naar Güsen, een bijkamp van Mauthausen, overgebracht waar hij op 15 januari 1945 overleed door ontbering. 

In het kamp werden aanvankelijk vooral politieke gevangenen ondergebracht. Het kamp was berucht voor de steengroeve. De gevangenen moesten in een houten drager granietblokken op hun rug langs de steile trap van 186 treden naar boven dragen. Kapo’s, gevangenbewakers die zelf gevangenen waren, stonden met stokken klaar om te trage werkers te slaan en wie het leven niet meer zag zitten, koos die zijkant specifiek om sneller te sterven. Wie niet sterk genoeg was, bezweek dus onder de zware last en af en toe werden ook wel gevangenen gewoonweg naar beneden gegooid. Het was een combinatie van arbeid en uitroeiing. De gevangenen werkten zich letterlijk dood. Het dieet was berekend op een levensverwachting van drie tot vier maanden.

Duizenden gevangenen werden doodgeslagen, doodgeschoten, door injecties of door bevriezing vermoord. Minstens 10.200 gevangenen werden in de gaskamer van het hoofdkamp, in kamp Gusen, in de “euthanasie-inrichting” en in de tussen Mauthausen en Gusen pendelende gaswagen met gifgas vermoord. Het merendeel van de gevangenen stierf ten gevolge van de nietsontziende, met mishandelingen gepaard gaande uitbuiting van hun werkkracht en gelijktijdige onthouding van voedsel, gebrekkige kleding en het ontbreken van medische zorg.

In totaal kwamen minstens 90.000 gevangenen in Mauthausen, Gusen en de nevenkampen om het leven, waarvan de helft in de laatste vier maanden voor de bevrijding. Vanaf eind 1943 moesten de gevangenen hoofdzakelijk ondergrondse, voor luchtaanvallen veilige productiewerkplaatsen bouwen. 

Fernand stierf op 15 januari 1945 van ontbering in Gusen. Zijn naam staat in ‘The Book of Names’ in een speciale ruimte van kamp Mauthausen.

Na de dood van Fernand Moust

Na zijn dood werd het ‘Orkest Nand Moust’ opgericht, het orkest speelde benefietconcerten ten voordele van zijn vrouw en zoon Roland. Ons gezin heeft Fernand uiteraard niet persoonlijk gekend maar hij blijft leven in onze herinnering. 

Wat bobbonne wel nog aan haar kleinkinderen vertelde is dat ze na de oorlog dagelijks met Roland naar het station ging om te kijken of haar man zou terugkomen. Dat gebeurde niet. Na een tijd kwam de bevestiging van zijn overlijden in Mauthausen/Güsen en begon het echte rouwen voor haar, Roland en broer Roger Moust.

Op het kerkhof van Steenbrugge is er een gedenksteen voor mijn overgrootvader. Op die manier blijft er ook aandacht bestaan voor al die overleden politieke gevangenen die zich hebben ingezet voor het verzet tegen de vijand. Dat we dat nooit mogen vergeten. 

Bronnen: